Met ‘Dit is mijn hof’ verwerkt onderzoeksjournalist Chris De Stoop een moeilijk thema in een persoonlijk moederboek dat in stijl niet moet onderdoen voor een goede roman.
Een getatoeëerd gezicht op een mollige huid “verbastert tot grimassende baby.” Het verwarde gezicht van een slonzige huisbazin doet denken aan een “verwaaide paardenbloem.” In Bernard Wesselings derde dichtbundel ontbreekt het niet aan grappig verwoorde beelden die voortvloeien uit alledaagse observaties.
Vijf sterren voor de gaarkeuken van Wessel te Gussinklo is een vreemd boek. De verschillende essays in de bundel verplichten een lezer ertoe zijn of haar waardering voortdurend bij te sturen. Het eerste deel wekt verwachtingen die in het deel daarna resoluut omgebogen worden, waardoor de inhoud van het derde deel weer op een aparte manier verschijnt. lees verder
De Nederlandse schrijfster Ellen Deckwitz schreef een “cursus genieten van poëzie” omdat ze steeds meer mensen tegenkwam die bang waren voor dit als “moeilijk” geboekstaafde literatuurgenre. Deckwitz geeft regelmatig lessen en workshops over poëzie, en is op de koop toe zelf dichter: de geknipte persoon dus om het grote publiek warm te maken voor kwaliteitsvolle poëzie.
Met ‘Duitsland op het spoor’ voegt Els Snick een persoonlijk document toe aan haar werk over Joseph Roth. In het soms iets te breed uitwaaierende reisdocument leren we veel over Roth, Snicks familiegeschiedenis en het Duitsland van vandaag.
“Het enige doel van een dichter is om goed te worden/begrepen.” Christophe Vekeman laat er in zijn meest recente dichtbundel geen twijfel over bestaan: hij wil begrepen worden. En daar slaagt hij in, want deze bundeling is zeker niet complex. Helaas nodigen de meeste gedichten niet uit tot een herlezing.